Voor ieder project is er altijd wel een platformtekst. Een poging om je ideeën te verhelderen, om een denk-kader te schetsen, maar vooral ook: een formulering om je eigen ideeën achter je te kunnen laten, als een stapsteen voor een nieuw inzicht.
Een oproep ook om het niet met me eens te zijn, tot tegenspraak dus...

Een voorbeeldje:

Het postmodern excuus

Ben ik mee?

Ik geloof graag van mezelf dat ik van deze tijd ben, dat ik de grote ideeën waarop onze samenleving drijft begrijp en ze verinnerlijkt heb, dat ik weet waar om gaat en dat ik de toekomst vol begrip tegemoet kan zien. Kortom, ik vind mezelf graag modern. En ik geloof dat ik daarbij in goed gezelschap ben. Want, met uitzondering van enkele aartsconservatieven, lijk ik in het gezelschap van zowat iedereen, nu en in het verleden.
Maar reeds Hegel (onze grote Georg Wilhelm Friedrich) wist dat niemand zijn tijd vooruit kan zijn, want zelfs het meest progressieve idee wordt nù gedacht, dus in deze tijd. Om het gevaar te ontlopen te behoren bij hen die hun tijd achternahollen, hebben enkele pientere geesten de term ‘post-modernisme’ gepleegd. Daarmee bedoelden ze: wij doorgronden de moderne tijd, wij zijn reeds verder dan de modernen, en dus de modernsten van allen. Wij zijn de elite, de avant-garde. Gelijk hadden ze, tot enkele postmodernen het post postmodernisme bedachten etc. Maar dat is een ander verhaal...

 

Het postmodernisme voor de gewone dommerik

Wij, gewone stervelingen, noemen postmodern meestal datgene wat we niet kunnen vatten, wat we niet kunnen integreren in ons groot leef- en wereldbeeld. Daarmee vatten we m.i. (maar wie ben ik om dat te kunnen beweren?) perfect wat die supergeleerden in moeilijke verhandelingen schrijven: Dat we in een wereld leven waarin iedereen van de ene kant naar de andere reist en terug, waarin religies en ideologieën in een razend tempo door elkaar geklutst worden, waarin bedrijven sneller wisselen van standplaats, naam en product dan wij van lief. Dat we zelf een véélvoud van relaties aangaan die elk volgens hun eigen normen en regels functioneren. En dat er in zo een wereld géén waarheid meer bestaat die altijd en voor iedereen en in alle omstandigheden zou gelden. Dat mijn waarheid niet noodzakelijk geldt voor u, en zelfs niet voor mezelf.
Of dit goed of slecht is, of dit moreel verwerpelijk is of gewoon ‘van deze tijd’ is niet van belang. Het is gewoon zo. Elk ziet hoe hij of zij met deze veelvoud van rollen, verantwoordelijkheden en waarheden klaarkomt. Elk probeert uit deze schizofrene veelvoud zijn eigen verhaal te distilleren, tot een eigen eenheid en consequentie te komen. En wat we daarin niet kunnen plaatsen, noemen wij, de gewone sterveling, post-modern. Of zoiets.

 

Slim of sluw?

Ik heb een mateloze bewondering voor slimme mensen. Mensen die verder kunnen kijken dan de evidenties en dan met volgehouden hardnekkigheid uitzoeken hoe je ook ànders kunt denken. Voor de postmoderne inzichten ben ik dan ook mateloos dankbaar. Zonder deze theorieën en inzichten, zonder deze beschrijvingen en analyses van wat er in onszelf, ons weten, voelen, denken en in onze hele samenleving gebeurt, zou ik verloren lopen in onze geglobaliseerde wereld. En zo voel ik mij in deze post-moderne tijden iets minder overloren, iets minder oud en out, of, om het paradoxaal uit te drukken: iets ‘moderner’.

Gelukkig zijn er mensen die zoveel slimmer zijn dan ik, zoveel helderder in hun inzicht, zoveel hardnekkiger in hun vragen. Zoals Wittgenstein zei: als ik een waarheid tegenkom dan doe ik mijn hoed af. En ik zou toevoegen: en als die waarheid zegt dat er niet één maar vele waarheden zijn, dan doe je vele hoeden af.
.
Maar er zijn ook mensen die niet zoveel slimmer zijn dan jij en ik, maar wel zoveel sluwer, zoveel handiger, zoveel wereldlijker. Het zijn veelal intellectuelen van de tweede garde, gewoon hoog geschoolden, universitairen op afbetaling. Mensen als u en ik dus. Journalisten, leraars, ambtenaren, kunstenaars.
Zij hebben een intellectuele staatsgreep gelukt die m.i. zijn gelijke niet snel zal vinden en waarvoor iedereen een machiavellistische bewondering zou moeten hebben - of een menselijke woede en sociale verontwaardiging zonder waarga!
De theorie van het post-modernisme is m.i. een beschrijvende filosofie, die probeert in kaart te brengen wat er gebeurt in onze wereld en onze geest, nu de moderne technologie razendsnelle verspreiding van goederen, ideeën en ideologieën tot een dagelijkse evidentie gemaakt heeft. Het is een sociologie van de hutsepot die elke samenleving geworden is.
De sluwerikken zijn er echter als volleerde morele ursupatoren in geslaagd het postmodernisme voor te stellen als een moreel systeem, dwz als een handleiding die zegt hoe we ons (zouden) moeten gedragen. Vervolgens gebruiken ze handig dit zogenaamd syteem om geen enkele morele eenheid te moeten vertonen. Want volgens het postmodernisme is er niet één waarheid meer, en dus moeten we zogenaamd ook niet meer streven naar één consequent moreel gedrag dat geldt voor elke situatie. Zo kunnen ze elke verantwoordelijkheid terugschroeven zover we willen, gewoon door van situatie naar situatie te hoppen, of beter nog: de situatie naar behoefte telkens anders te definiëren.
Gewoonweg geniaal - als zeg ik het zelf, en was ik niet zo’n ouderwetse humanist, ik zou wegsmelten van bewondering.

 

Het postmoderne excuus: de morele staatsgreep van de willekeur

Je hoort hen zeggen: ‘ik als mens vind dit, maar als werknemer doe ik dat, en als kunstenaar leef ik zo. En het een heeft met het andere niets te maken.’ Je hoort hen zeggen: ‘in mijn hoedanigheid van ouder ben ik een foster-parent, maar als vertegenwoordiger van de arbeidsgevers probeer ik de binnenlandse sociale zekerheid af te bouwen en terwijl ik als ouder mijn kinderen met de wagen naar de sportclub breng denkt ik als overtuigd ecologist na hoe we de uitstoot van fijn stof kunnen verminderen...’.
En als zodanig zijn ze steeds volledig eerlijk en handelen ze strikt volgens hun principes. Tot ze van rol en van principes wisselen.
.
En zo is een beschrijving van een menselijke ontreddering in een wereld die tegelijk geglobaliseerd is en (daardoor) gefragmenteerd, omgetoverd tot het ultieme excuus voor persoonlijke willekeur en morele onverschilligheid. Op één slag hebben deze sluwe intellectuelen de persoonlijke levensinvulling en de sociale verhoudingen omgetoverd tot een zelfbedieningswinkel zonder regels waar de prijs betaald wordt door diegenen die de weg naar de post-moderne morele supermarkt nog niet gevonden hebben.
Gewoonweg geniaal, al zeg ik het zelf. Hadden ze er niet zelf opgekomen, dan had iemand het voor hen moeten bedenken...

Dat we geen morele goden zijn, dat we nooit volledig rechtlijnig kunnen zijn in onze principes (vooropgesteld dat ze al moreel zijn), dàt maakt ons waarschijnlijk menselijk. Tenslotte doen we ons best, en van de goden zijn er maar een paar. Maar als je van moraliteit een super-zelfbedieningsmarkt maakt, rijst de vraag: hoeveel menselijkheid blijft er nog over. Tenzij je het cynisme kunt opbrengen om te beweren dat menselijkheid een modern concept is dat in deze post-moderne wereld niet meer geldt...

 

Handleiding voor een postmoderne morele staatsgreep

Het geniale aan de postmoderne morele staatsgreep bestaat in een dubbele toe-eigening van een waarden-oordeel dat eigenlijk aan de samenleving als geheel toekomt, aan de ideologie dus - en niet aan het individu.

Hoe ga je concreet te werk?

Vooreerst neem je zélf het initiatief en maak je zélf duidelijk dat de situatie waarin je verkeert geïnterpreteerd moet worden. Je wacht niet tot iemand anders, of de samenleving als geheel, zegt wat je moet doen, je aanvaardt niet dat je je moet gedragen zoals hoort en verwacht wordt, maar je maakt zélf duidelijk dat de situatie uniek is, of toch minstens bijzonder, en dus geïnterpreteert moet worden. Je neemt zelf het initiatief. En de anderen zijn zo druk bezig hun plaats te zoeken in deze verscheurde wereld (beschreven door het post-modernisme!) dat ze je dankbaar zijn dat je zelf het initiatief genomen hebt, en begripsvol helemaal niet doorhebben dat je het alleenrecht van de samenleving om categorieën op te leggen (zeg maar: zichzelf te organiseren) naar de prullenmand verwijst, dat je onuitgesproken de sociale grondslag van de samenleving onderuithaalt, dat je de historische cohesie en sociale consequentie vernietigt.

Een grandioze staatsgreep van het individu over de samenleving die enkel nog wordt overtroffen door de tweede toe-eigening van het post-modern excuus.

Je gaat als volgt tewerk:

Terwijl je het initiatief naar je toetrekt, bepalen je zelf ook de inhoud. Je zegt zelf wélke categorie toegepast moet worden. Je zegt dus niet alleen: je moet mijn handelen begrijpen vanuit de speciale situatie en rol, maar je zegt meteen ook: je moet mijn handelen begrijpen vanuit mijn interpretatie van mijn situatie en rol. Je eist dus niet alleen een afwijking van algemene morele regels, maar je zegt meteen ook wélke afwijking je wil. Iedereen tevreden, want dat vraagt alweer een stuk minder denkwerk, en het leven is toch al moeilijk genoeg. (vraag het maar aan leden van een assisen-jury) Daarbij veeg je de inhoudelijke samenhang van categorieën (en dus van de samenleving) van tafel. Je ontkent niet alleen het onderscheid tussen normaal en abnormaal, sociaal en a-sociaal etc., je zet gelijk de hele waardenstructuur op z’n kop, en ondergraaft daarmee uiteindelijk de mogelijkheid van een samen-leving. En dat terwijl je ogenschijnlijk géén moreel dissident of politiek incorrect gedrag vertoont - je gedraagt je toch volgens normen en gewoonten die ooit en ergens wel een plaats hebben in deze geglobaliseerde wereld - en zij het bij de maori’s in 1207.
Mijn bewondering voor deze onovertroffen en subtiele subversiviteit kent geen grenzen. Elke terrorist is hierbij vergeleken een bulldozer in een kinderpark. Maar ik blijf een humanist, en dus een ouderwetse modernist, en kan dus niets anders dan deze praktijken - als humanist!- aan de kaak te stellen.

 

Te zot om waar te zijn

Door jezelf trots ‘a-sociaal’ te noemen eis je van de samenleving de welwillendheid jouw a-sociaal gedrag te tolereren, d.w.z. te aanvaarden dat de ander voor jouw moet zorgen, maar jij niet voor de anderen. Door jezelf een ‘bitch’ te noemen, eis je van de anderen de tolerantie voor je eigen totale gevoelloosheid, zonder dat jij rekening moet houden met de gevoelens van die anderen (tenzij om hen te kunnen manipuleren). En zo verder.

Het post-modern excuus geeft je dus de kans om een gedrag te vertonen dat niet ‘normaal’ is, dat buiten de norm valt, en dus eigenlijk niet getolereerd zou kunnen worden. Als je maar zélf van jezelf zegt dat je zot bent, dan kan je je straffeloos ook zo gedragen, ook al ben je heb niet.
Neem nu de kunstenaars. Door de aard van hun werk (een buiten-gewone focus op emotionele en vormelijke ervaringen, gecombineerd met een obsessie voor technische perfectie) vertonen zij dikwijls een (licht) gestoord gedrag. Dat ze er verward bijlopen, vaak verslaafd zijn aan sex, drugs en rock’n roll (aan genot dus) etc. wordt door de samenleving aanvaard, omdàt ze kunst produceren, a.h.w. als collateral damage. Omdat hun handelingen leiden tot kunst, en het kunstvoorwerp als een waarde beschouwd wordt, worden ze kunstenaar genoemd. De geniale vondst nu is gewoon je zélf kunstenaar te noemen, en omdat er géén éénsluidende definitie is van wat kunst is (we leven tenslotte in een post-moderne wereld), durft niemand dat in twijfel trekken. Dus kan je je gedragen ‘als een kunstenaar’, zelfs zonder dat je kunst produceert.

Ikzelf heb lieven gehad die zichzelf bitch noemden, borderline, of maagd (om er maar een paar te noemen), maar die zijn gelukkig ex. Niet omdat ze geen bitch, borderline of maagd waren, maar omdat ze zichzelf zo noemden, om zich dan te wentelen in alle onaangename trekjes van de bitch, de borderliner of de maagd. Door zichzelf zo te definieerden gaven ze zichzelf het ultieme excuus voor het meest onmogelijke gedrag dat je je kunt voorstellen. Ex dus.
Toen we werkten rond sexueel misbruik van kinderen, viel op hoe die ervaring, hoe erg ook, gebruikt werd als verklaring en dus verantwoording voor élk gestoord gedrag. Omdat zij het slachtoffer waren van incest waren moest iedereen alles van hen tolereren. Tot een vrouw, waar ik al een aantal maanden theaterles aan gaf, me vertelde dat de ervaring die zij als kind had (en die ik hier liever niet opschrijf) toch niet het ergste was. Ze had een zware hartafwijking, en kon elk moment letterlijke doodvallen. Zij had zich nooit als hartpatiënt of incestslachtoffer geuit. En ik heb haar nooit gedumpt.

 

Vervaarlijke a-symmetrie

Het initiatief naar zich toetrekken én daarbij de labels zélf bepalen komt erop neer dat je jezelf het moreel recht toekent de maatschappelijke waarden a-symmetrisch toe te passen zoals het jezelf belieft, maar met de vooronderstelling dat de (meeste) anderen zich wel aan de innerlijke samenhang van de morele waarden zullen houden.

Dit speelt niet alleen op menselijk vlak, maar ook, en dat is veel beangstigender, op direct sociaal en politiek vlak. Hier echter is de toe-eigening en vooral de omkering van de categorieën veel minder gemakkelijk te doorgronden. Want binnen een sociaal en politiek debat moét je in categorieën denken (vanwege het gelijkheidsprincipe), en bijgevolg is de grens tussen een beschrijvende categorie en een toegeëigende categorie veel subtieler. Maar het is niet omdat het proces minder duidelijk is, dat het daardoor minder gevaarlijk is.
Integendeel!

De a-symmetrie in de morele oordelen is een neo-kolonialisme dat niet alleen parasiteert op de welwillendheid van hen die het cynisme van het post-modern excuus nog niet toegelaten hebben, of het bewust niet willen toepassen, maar het verhindert ook dat een nieuwe, écht post-moderne moraal zich kan ontwikkelen. Want het is niet meer en niet minder dan een bewust misbruik van de oude orde voor de eigen morele willekeur.

Ik geef een voorbeeld. Door jezelf bvb een moslim te noemen (bvb door het dragen van een hoofddoek) in een westerse economisch kapitalistische en ideologisch democratische samenleving (en deze beiden zijn niet te scheiden, zoals reeds onze vriend Karl M wist), eist je dat die samenleving het religieus coda aanvaardt als maatschappelijk structurerende factor, zonder zélf de basis van die samenleving te aanvaarden, namelijk dat haar economische rijkdom en sociale tolerantie per definitie a-religieus is, seculier dus. Je wil dus wel de rijkdom van de westerse beschaving zonder de prijs ervoor te betalen, namelijk dat religieuze of matafysische ideeën ondergeschikt zijn aan de economie, en dus verwezen naar de privaatsfeer. (Zo is de vasten tot een emotionele invulling gekomen omdat de productiviteit die westerse rijkdom vereist niet verenigbaar is met een fysieke beleving van de vasten)

 

Lang leve het post-modernisme

Ik geloof rotsvast in de mogelijkheden van de postmoderniteit, en niet alleen uit angst om niet ‘modern’ te zijn. Ik geloof in de kansen van de globalisering om de rijkdom in de wereld beter te verspreiden; ik geloof in de glijdende waarden en waarheden om morele verstarring en sclerose tegen te gaan; ik geloof in de voortdurende stroom van mogelijkheden en contacten om onszelf te ontwikkelen...
Daarom stel ik voor dat we het post-modernisme radicaal doortrekken, en niet blijven hangen in het post-modern excuus. Want in het postmodern excuus zijn we niet post-modern, maar modern: we laten ons radicaal met één categorie identificeren, met één positie. En we weten allemaal dat dit in een post-moderne samenleving (en zijn er ooit andere geweest?) leidt tot burgeroorlog, afbraak van sociale solidariteit, cynisch egoïsme en een totaal verlies van vertrouwen en van liefde.
Laten we het begrip voor de glijdende waarden, voor de afwezigheid van de éne waarheid, voor de onmogelijkheid van een definitief moreel oordeel gelden voor de ànderen, zonder het zelf als excuus te gebruiken voor morele zelfbediening, cynisch egoïsme en politieke intolerantie. Laten we streven naar een openheid voor anderen, en naar een eenheid in ons eigen denken en handelen. Laten we streven naar het water, en niet naar de rots. Want rotsvaste overtuigingen leiden tot inquisitie en onverdraagzaamheid. Laten we dus onszelf niet definiëren, en openstaan voor de vele mogelijkheden van de ander. Laten we wind en water zijn, vuur en passie, en laten we de rotsen over aan de verstarde egoïsten.

woordjes dansen op het blad
home | © 2021 Philip Demeester