Voor ieder project is er altijd wel een platformtekst. Een poging om je ideeën te verhelderen, om een denk-kader te schetsen, maar vooral ook: een formulering om je eigen ideeën achter je te kunnen laten, als een stapsteen voor een nieuw inzicht. Een voorbeeldje: Het postmodern excuus Ben ik mee? Ik geloof graag van mezelf dat ik van deze tijd ben, dat ik de grote ideeën waarop onze samenleving drijft begrijp en ze verinnerlijkt heb, dat ik weet waar om gaat en dat ik de toekomst vol begrip tegemoet kan zien. Kortom, ik vind mezelf graag modern. En ik geloof dat ik daarbij in goed gezelschap ben. Want, met uitzondering van enkele aartsconservatieven, lijk ik in het gezelschap van zowat iedereen, nu en in het verleden.
Het postmodernisme voor de gewone dommerik Wij, gewone stervelingen, noemen postmodern meestal datgene wat we niet kunnen vatten, wat we niet kunnen integreren in ons groot leef- en wereldbeeld. Daarmee vatten we m.i. (maar wie ben ik om dat te kunnen beweren?) perfect wat die supergeleerden in moeilijke verhandelingen schrijven: Dat we in een wereld leven waarin iedereen van de ene kant naar de andere reist en terug, waarin religies en ideologieën in een razend tempo door elkaar geklutst worden, waarin bedrijven sneller wisselen van standplaats, naam en product dan wij van lief. Dat we zelf een véélvoud van relaties aangaan die elk volgens hun eigen normen en regels functioneren. En dat er in zo een wereld géén waarheid meer bestaat die altijd en voor iedereen en in alle omstandigheden zou gelden. Dat mijn waarheid niet noodzakelijk geldt voor u, en zelfs niet voor mezelf.
Slim of sluw? Ik heb een mateloze bewondering voor slimme mensen. Mensen die verder kunnen kijken dan de evidenties en dan met volgehouden hardnekkigheid uitzoeken hoe je ook ànders kunt denken. Voor de postmoderne inzichten ben ik dan ook mateloos dankbaar. Zonder deze theorieën en inzichten, zonder deze beschrijvingen en analyses van wat er in onszelf, ons weten, voelen, denken en in onze hele samenleving gebeurt, zou ik verloren lopen in onze geglobaliseerde wereld. En zo voel ik mij in deze post-moderne tijden iets minder overloren, iets minder oud en out, of, om het paradoxaal uit te drukken: iets ‘moderner’. Gelukkig zijn er mensen die zoveel slimmer zijn dan ik, zoveel helderder in hun inzicht, zoveel hardnekkiger in hun vragen. Zoals Wittgenstein zei: als ik een waarheid tegenkom dan doe ik mijn hoed af. En ik zou toevoegen: en als die waarheid zegt dat er niet één maar vele waarheden zijn, dan doe je vele hoeden af.
Het postmoderne excuus: de morele staatsgreep van de willekeur Je hoort hen zeggen: ‘ik als mens vind dit, maar als werknemer doe ik dat, en als kunstenaar leef ik zo. En het een heeft met het andere niets te maken.’ Je hoort hen zeggen: ‘in mijn hoedanigheid van ouder ben ik een foster-parent, maar als vertegenwoordiger van de arbeidsgevers probeer ik de binnenlandse sociale zekerheid af te bouwen en terwijl ik als ouder mijn kinderen met de wagen naar de sportclub breng denkt ik als overtuigd ecologist na hoe we de uitstoot van fijn stof kunnen verminderen...’. Dat we geen morele goden zijn, dat we nooit volledig rechtlijnig kunnen zijn in onze principes (vooropgesteld dat ze al moreel zijn), dàt maakt ons waarschijnlijk menselijk. Tenslotte doen we ons best, en van de goden zijn er maar een paar. Maar als je van moraliteit een super-zelfbedieningsmarkt maakt, rijst de vraag: hoeveel menselijkheid blijft er nog over. Tenzij je het cynisme kunt opbrengen om te beweren dat menselijkheid een modern concept is dat in deze post-moderne wereld niet meer geldt...
Handleiding voor een postmoderne morele staatsgreep Het geniale aan de postmoderne morele staatsgreep bestaat in een dubbele toe-eigening van een waarden-oordeel dat eigenlijk aan de samenleving als geheel toekomt, aan de ideologie dus - en niet aan het individu. Hoe ga je concreet te werk? Vooreerst neem je zélf het initiatief en maak je zélf duidelijk dat de situatie waarin je verkeert geïnterpreteerd moet worden. Je wacht niet tot iemand anders, of de samenleving als geheel, zegt wat je moet doen, je aanvaardt niet dat je je moet gedragen zoals hoort en verwacht wordt, maar je maakt zélf duidelijk dat de situatie uniek is, of toch minstens bijzonder, en dus geïnterpreteert moet worden. Je neemt zelf het initiatief. En de anderen zijn zo druk bezig hun plaats te zoeken in deze verscheurde wereld (beschreven door het post-modernisme!) dat ze je dankbaar zijn dat je zelf het initiatief genomen hebt, en begripsvol helemaal niet doorhebben dat je het alleenrecht van de samenleving om categorieën op te leggen (zeg maar: zichzelf te organiseren) naar de prullenmand verwijst, dat je onuitgesproken de sociale grondslag van de samenleving onderuithaalt, dat je de historische cohesie en sociale consequentie vernietigt. Een grandioze staatsgreep van het individu over de samenleving die enkel nog wordt overtroffen door de tweede toe-eigening van het post-modern excuus. Je gaat als volgt tewerk: Terwijl je het initiatief naar je toetrekt, bepalen je zelf ook de inhoud. Je zegt zelf wélke categorie toegepast moet worden. Je zegt dus niet alleen: je moet mijn handelen begrijpen vanuit de speciale situatie en rol, maar je zegt meteen ook: je moet mijn handelen begrijpen vanuit mijn interpretatie van mijn situatie en rol. Je eist dus niet alleen een afwijking van algemene morele regels, maar je zegt meteen ook wélke afwijking je wil. Iedereen tevreden, want dat vraagt alweer een stuk minder denkwerk, en het leven is toch al moeilijk genoeg. (vraag het maar aan leden van een assisen-jury) Daarbij veeg je de inhoudelijke samenhang van categorieën (en dus van de samenleving) van tafel. Je ontkent niet alleen het onderscheid tussen normaal en abnormaal, sociaal en a-sociaal etc., je zet gelijk de hele waardenstructuur op z’n kop, en ondergraaft daarmee uiteindelijk de mogelijkheid van een samen-leving. En dat terwijl je ogenschijnlijk géén moreel dissident of politiek incorrect gedrag vertoont - je gedraagt je toch volgens normen en gewoonten die ooit en ergens wel een plaats hebben in deze geglobaliseerde wereld - en zij het bij de maori’s in 1207.
Te zot om waar te zijn Door jezelf trots ‘a-sociaal’ te noemen eis je van de samenleving de welwillendheid jouw a-sociaal gedrag te tolereren, d.w.z. te aanvaarden dat de ander voor jouw moet zorgen, maar jij niet voor de anderen. Door jezelf een ‘bitch’ te noemen, eis je van de anderen de tolerantie voor je eigen totale gevoelloosheid, zonder dat jij rekening moet houden met de gevoelens van die anderen (tenzij om hen te kunnen manipuleren). En zo verder. Het post-modern excuus geeft je dus de kans om een gedrag te vertonen dat niet ‘normaal’ is, dat buiten de norm valt, en dus eigenlijk niet getolereerd zou kunnen worden. Als je maar zélf van jezelf zegt dat je zot bent, dan kan je je straffeloos ook zo gedragen, ook al ben je heb niet. Ikzelf heb lieven gehad die zichzelf bitch noemden, borderline, of maagd (om er maar een paar te noemen), maar die zijn gelukkig ex. Niet omdat ze geen bitch, borderline of maagd waren, maar omdat ze zichzelf zo noemden, om zich dan te wentelen in alle onaangename trekjes van de bitch, de borderliner of de maagd. Door zichzelf zo te definieerden gaven ze zichzelf het ultieme excuus voor het meest onmogelijke gedrag dat je je kunt voorstellen. Ex dus.
Vervaarlijke a-symmetrie Het initiatief naar zich toetrekken én daarbij de labels zélf bepalen komt erop neer dat je jezelf het moreel recht toekent de maatschappelijke waarden a-symmetrisch toe te passen zoals het jezelf belieft, maar met de vooronderstelling dat de (meeste) anderen zich wel aan de innerlijke samenhang van de morele waarden zullen houden. Dit speelt niet alleen op menselijk vlak, maar ook, en dat is veel beangstigender, op direct sociaal en politiek vlak. Hier echter is de toe-eigening en vooral de omkering van de categorieën veel minder gemakkelijk te doorgronden. Want binnen een sociaal en politiek debat moét je in categorieën denken (vanwege het gelijkheidsprincipe), en bijgevolg is de grens tussen een beschrijvende categorie en een toegeëigende categorie veel subtieler. Maar het is niet omdat het proces minder duidelijk is, dat het daardoor minder gevaarlijk is. De a-symmetrie in de morele oordelen is een neo-kolonialisme dat niet alleen parasiteert op de welwillendheid van hen die het cynisme van het post-modern excuus nog niet toegelaten hebben, of het bewust niet willen toepassen, maar het verhindert ook dat een nieuwe, écht post-moderne moraal zich kan ontwikkelen. Want het is niet meer en niet minder dan een bewust misbruik van de oude orde voor de eigen morele willekeur. Ik geef een voorbeeld. Door jezelf bvb een moslim te noemen (bvb door het dragen van een hoofddoek) in een westerse economisch kapitalistische en ideologisch democratische samenleving (en deze beiden zijn niet te scheiden, zoals reeds onze vriend Karl M wist), eist je dat die samenleving het religieus coda aanvaardt als maatschappelijk structurerende factor, zonder zélf de basis van die samenleving te aanvaarden, namelijk dat haar economische rijkdom en sociale tolerantie per definitie a-religieus is, seculier dus. Je wil dus wel de rijkdom van de westerse beschaving zonder de prijs ervoor te betalen, namelijk dat religieuze of matafysische ideeën ondergeschikt zijn aan de economie, en dus verwezen naar de privaatsfeer. (Zo is de vasten tot een emotionele invulling gekomen omdat de productiviteit die westerse rijkdom vereist niet verenigbaar is met een fysieke beleving van de vasten)
Lang leve het post-modernisme Ik geloof rotsvast in de mogelijkheden van de postmoderniteit, en niet alleen uit angst om niet ‘modern’ te zijn. Ik geloof in de kansen van de globalisering om de rijkdom in de wereld beter te verspreiden; ik geloof in de glijdende waarden en waarheden om morele verstarring en sclerose tegen te gaan; ik geloof in de voortdurende stroom van mogelijkheden en contacten om onszelf te ontwikkelen... |
||||
woordjes dansen op het blad |
||||
![]() |
home | © 2021 Philip Demeester
|
![]() |