11. Multicultuur
I
De Belgische vlag
De zon schijnt.
Het regent.
Dus moet er een regenboog zijn.
Ergens in de blauwe hemel. Achter die groene bomen.
Niemand kijkt ernaar.
Iedereen loopt met z'n kop in de grond.
Het regent.
Ik ben zwart. Een meisje.
Dansend in de regen met mijn gele hoed loop ik in gedachten naar een
indiaan en vraag: "Pak mij eens vast."
Hij wil wel.
II
Ontmoeting: omkering
De regen valt met bakken uit de hemel. De mensen lopen met hun kop in
de grond. Ze kijken naar de straatstenen, alsof ze drollen willen tellen.
Ik plak tegen een muur.
Ik droom van ver weg. Van zon en wilde vlaktes. Van paarden zonder zadel.
Rijden in de wind. En zwemmen in de stroom.
Die indiaanse jongen met een greenpeace sticker op z'n T-shirt slingert
weer voorbij. Zijn handen bengelen langs zijn lijf. Ze hangen in de weg.
Grappig eigenlijk.
Hij kijkt naar mij. Hij vindt me zo: (groot en onhandig gebaar: duim
omhoog)
Hij kijkt mij aan. Hij lacht, en kijkt verlegen weg.
Dàt is hem helemaal. Zo kwetsbaar. Zo ontroerend.
Langzaam ontwaak ik uit de eeuwige jachtvelden van mijn dromen. Langzaam
lach ik terug.
Toneelmeester, vanuit de zaal: Hai!
Meisje (nog half dromend): Hay!
Meisje (opent de ogen, zegt nu echt): Hey?
Meisje: Hij komt nader. Schuchter.
Ik blijf staan.
Jongen: Hai!
Meisje: Hij doet nog een stap vooruit. Ik blijf staan.
Meisje: Hey
Meisje: Hij durft. Jàààh, hij durft.
Ik ben zeker: dit heeft ie nog nooit gedaan.
Meisje: Rodeverenvogelman?
Jongen: Zwartheidscoloriet?
Meisje: Groenevrederoodvel
Jongen: Lichtheidstegenpool
Meisje: Kommikleurtje
Jongen: Edelschoonheidszwartgekleurde
Meisje: Stierenlap
Jongen: Mysterieusiteitssyndroom
Meisje: Kardinaalsgekleurde
Jongen: Potloodvulling
Meisje: Roodborstje
Jongen: Mijn nachtvlinder
Meisje: Oorlogspadgestreepte
Jongen: Rouwkransje
Meisje: Kapotteknielapper
Jongen: Zwaarmoedigheidsgekleurde
Meisje: Thuisverliezer
Jongen: Rouwkleurfestival
Meisje: Opperhoofdenjaknikker
Jongen: Mijn somberdonderonweerswolk
Meisje: Jachtveldcowboy
Jongen: Pikkedonkerbehang
Meisje: Éénpeekaa-er
Jongen: Anti-radartrien
Meisje: Mislukte ferraririjder
Jongen: Zwartspookrijdster
Meisje: Bontgevlektepaardenbestijger
Jongen: Onzichtbaarheidsfreak
Meisje: Stoplicht
Jongen: Kleurloosheidskapitel
Meisje: Roestbak
Jongen: Mijn camouflagetrien
Meisje: Vuurwaterzuipschuit
Jongen: Savanneloopster
Meisje: Vredespijproker
Jongen: Mijn obscedé
Meisje: Prairievogelaar
Jongen: Kroezelkop
Meisje: Totempaaldanser
Jongen: Melocake
Meisje: Vogelaar
Jongen: Negerinnetet
Meisje: Hoerenflikkerlicht
Jongen: Mijn schunnigheidsgeliefde
Meisje: Pluimendrager
Jongen: Zwoellip
Meisje: Squawentemmer
Jongen: Obsceniteit
Meisje: Roodlul
Jongen: Vuiltrien
Meisje: Totemneuker
Jongen: Mijn zonde-ideaal
Meisje: Rooie
Jongen: Zwarte
Meisje: Roodkop
Jongen: Roetmop
Meisje: Roodvel
Jongen: Zwartscheet
Meisje: Rodekool
Jongen: Gij moet u eens wassen
Meisje: En gij hebt zeker te hard geschrobd
Samen: Kleurling!!!
Meisje: Woorden vliegen in het rond. Krom van het lachen grijpen we
elkaar vast.
We schrikken. We hebben elkaar vast. Plots. Zomaar.
Jongen (verlegen): Hai
Meisje (verlegen): Hey
Samen (verlegen): Hai
Jongen: Dan zegt zij
Meisje: Dan zegt hij
Meisje & jongen: Pak me eens vast.
Ze pakken elkaar vast. Gelijktijdig. Onhandig. Zijn bril zit in de weg,
zij trapt op z'n tenen. Het maakt niet uit.
Ze krijgen een bloedrode kop. Zij zwart. Hij rood.
Zij verbergt haar wang in zijn haar. Zij ruikt hem.
Hij ruikt haar.
Zij zoent z'n haar. Hij zoent haar wang.
Zij knuffelt hem. Hij knuffelt haar
Ze knuffelen en knuffelen en weten van geen ophouden.
Hij ruikt aan haar. Zij ruikt aan hem.
Haar lippen naderen de zijne. Zijn lippen naderen de hare.
Hij pakt het meisje bij de hand. Het doet een beetje pijn. Hij is zo
onhandig. Maar lief. En grappig!
Hij trekt haar het hoekje om.
Ze lopen hand in hand door het park.
Ze voelen zich als adam en eva. En vergeten de hele wereld.
Dansen als de vogels. Vlinders in de buik.
Babbelen als de beesten. Dansen in de regen.
Zingen van geluk. En zoenen als de paarden.
Het is herfst, de nacht valt vroeg.
De klok tikt. En achter de wolken schijnt de maan.
zacht onzichtbaar voelend
vlijt mijn borst zich
aan jouw rug
naakt
fluistert in jouw haar
mijn mond
onnoembaar vrij je lijf dat droomt
de dag in danst de blik herleest
en zwijgend met die ander
spreekt
uit: Knuffels |