“Dat was stout hé...”

Het vierde beeld is hoog als de bomen en wit als de schuimkoppen op de golven van de zee. Het staat aan de noordrand van het eiland, pal aan het water. En dat is knap vervelend om te praten, of om te dansen...

“Dag wittekop. Dag witte wachter in de nacht. Ik kom eens met je praten...”

“De zon zie ik nooit. Ik zie alleen de schaduwen op het fonkelwater.”

“Mijn naam is isabelle jonkvrouw eva-maria iris regenboog van het bootje op de golven en de sterren aan de hemel.”

“Denken is mijn leven. Nooit houden de stemmen op, hier in mijn hoofd.”

Dolfijn draait als een tol om haar as, krabt zich in de haren, trekt zich aan de neus, pitst zich in de zij, kriebelt aan haar buik en denkt: “Ik droom! Zo’n kletskous! Die is nog erger dan de rest!”

“Lieve jonkvrouw, als een oude man sta ik hier versteend, sinds ik aanspoelde op dit eiland. Gisteren zag ik zelfs jouw schaduw dansen maar ik had de moed niet om jou aan te spreken.”

Dolfijn krijgt een rode kop. Ze heeft al bijna spijt dat ze hier gekomen is, zo midden in de nacht.

“Lieve jonkvrouw, weet dat jij symbool staat voor mijn groot verlangen, en dat ik al mijn denken op zou geven om met jou te kunnen dansen.”

Dolfijn wordt knalrood - best dat het donker is en het witte beeld haar niet kan zien.

“Mijn hele lange leven heb ik alleen maar nagedacht en nog nooit heb ik een hand uitgestoken of iets veranderd in de wereld. En ik weet niet of ik jou had moeten helpen, of ik jou niet beter overlaat aan de vliegende dolfijnen en de zwemmende vogels...”

“Witte wijzer in de nacht, ik wil je aan je oren trekken, jou een trap verkopen voor je kont, jou knijpen in je neus, je toeschreeuwen dat je dansen moet, bewegen, en dat nietsdoen toch geen leven is. Dat je zingen moet en zwemmen en de wereld redden in de storm - en mij erbij.
Elke dag zal ik bij jou langskomen, als het licht het zachtst is, en dan zal ik voor jou dansen wat er op het eiland leeft, en wat de andere beelden daarvan vinden - en de dieren en de bomen en de vogels en de vissen en de planten en de vlinders.

En ratel ajb niet als een wekker, maar luister als een wijze, en deel dan van gedachten.”

De witte wijze woordkolos zucht diep en stopt zijn woordenvloed. Hij heeft het wel begrepen, al moet hij even slikken.

“ÓóóKééééh?”

En warempel, hij knikt zijn hoofd.

“O ja, mijn naam is Eifosolif.”

Eva-maria schudt het hoofd. Haar geest wil dansen, haar hart wil springen, haar lijf wil praten, maar ze struikelt over haar vermoeidheid en valt, dieper en dieper, in een diepe slaap.

Eifosolif voelt haar slapen aan zijn zij. Een traan rolt uit zijn oog en vult de diepe zee: nooit zal hij nog alleen zijn en eenzaam in de nacht.

uit: Niemand is een eiland, want de zee brengt ons tesamen

ritme / op / het / toneel
home | © 2021 Philip Demeester